“Ik ben met iets bezig…” komt hij met de deur in huis vallen, “…voor jou.”
Verbaasd kijk ik op van de laptop. Zo vaak, zeg maar nooit, doen we niet aan verrassingen voor elkaar.
“Leuk,” zeg ik, half verwachtend dat hij me iets gaat geven. Hij pakt zijn rugzak en ritst hem met een zwiep open. Hij haalt er twee broden uit, vers gehaald bij de bakker en nadat hij ze heeft opgeschud – brood in rugzak heeft sterke neiging tot vervormen – , legt hij ze in de vriezer.
Ik volg zijn handelingen. Nu moet er toch iets voor mij gaan komen. Hij legt de rugzak aan de kant en kijkt wat afwezig in de rondte.
“Maar het is nog niet klaar.”
“Oké,” zeg ik, “dan wacht ik het wel af.”
“Ik ga er vanavond mee verder.”
“Oké,” zeg ik maar weer, niet wetend hoe ik moet reageren.
Na het avondeten neemt hij pen, papier en liniaal mee naar de eettafel. Vanuit de woonkamer heb ik zicht op hem en hoor wat hij mompelt tegen zichzelf.
“Sjipsdepips, dat gaat niet goed!”
Ik kijk op.
“Neeeheee, dat is géén centimeter! Ei.”
Als ik thee ga zetten, moet ik langs hem heen. Niet kijken, niet kijken, NIET KIJKEN. Hij blijft voorover gebogen zitten, terwijl hij stug door gaat met zijn liniaal en pen.
“Heb je al gespiekt?” vraagt hij als ik terugloop.
“Nee hoor, ik wacht het rustig af.”
De rest van de avond hoor ik regelmatig wat gebrom en gezucht, maar hij gaat niet van zijn plek.
Na een paar uur voel ik mijn vermoeidheid en zeg: “Lieverd, ik ga zo naar bed.”
“Ik heb deel 1 zo klaar!” hoor ik terug.
Deel 1?
“Het kan ook morgen wel, hoor,” zeg ik, “het is half 11 geweest.”
“Nee, over 10 minuten heb je het.”
Inderdaad, tien minuten later smijt hij de liniaal neer, beent op mij af en met een afgemeten gezicht houdt hij twee aan elkaar geplakte A4-tjes voor mijn neus.
“Alsjeblieft.”
Ik kijk naar een verticale en horizontale opstelling van veel vierkantjes met een paar cijfertjes er in. Het is me een raadsel waarom hij daar de hele avond mee bezig is geweest en ik heb geen idee wat het is.
Mijn ogen gaan van het papier naar hem en weer terug. Ik verwacht een verhaal, een uitleg, maar er komt niks. Hij vertrekt geen spier; hij staart me alleen maar aan.
“Het is een cryptogram!”
“Dat is mijn cadeau?” vraag ik.
“Ja!” zegt hij, “Het moet natuurlijk wel een béétje een uitdaging voor je zijn!”
Hij beent weg en rond mijn wolk van verbazing hoor ik nog net: “De omschrijvingen krijg je morgen!”